zaterdag 7 januari 2012

Een goede slaapplek


22 december Amsterdam - Bamako

Kiekjes
De prettige bijkomstigheid van een lange vliegreis is dat je tijdens de vlucht nog eens interessante contacten opdoet. Op de vlucht Tunis-Bamako zit ik naast Mohamed, een Malinese chirurg in opleiding. Met enthousiasme laat hij me foto´s zien van enkele operaties die hij in Tunis heeft uitgevoerd: hij heeft bij een vrouw een tumor uit haar buik verwijderd van wel 11 kilo´s.

Op de ene foto zie ik de naakte vrouw met een enorme buik op een operatietafel in een grauwe operatiekamer. Op een andere de verwijderde tumor - een grote, grillige homp vlees. Zouden Nederlandse artsen ook de gewoonte hebben om tijdens operaties kiekjes met hun iPhone te maken?




Mohamed woont met zijn familie in de buurt van Bamako. Twee dagen na de reis haalt hij me met de brommer op om te gaan lunchen bij hem thuis. Trots toont hij me het half afgebouwde huis waar hij later in zal trekken. Hij is de oudste zoon en zal op dit erf blijven wonen, samen met zijn vader en diens twee vrouwen en later ook met zijn eigen gezin.

Maar dat is de toekomst. Eerst wil hij nog vier jaar naar het buitenland om zich te specialiseren in de chirurgie. Dat kan niet in Mali. Pas daarna zal hij trouwen en zijn eigen familie beginnen.



23 - 26 december Bamako



Mijn fiets is ongeschonden aangekomen.



Gezelligheid in mijn hotel in Bamako. Zoek de kerstversieringen!


27 December: Bamako – Bankoumana: 65 kilometer

President


Ik heb Bamako nog niet verlaten of word bij het eerste kruispunt dat ik tegenkom al aangehouden door de politie. Ik ben niet de enige: niemand mag links afslaan in de richting van Kangaba. De file van brommertjes en her en der een auto groeit gestaag.
De reden van het oponthoud: de president komt straks langs. “Over precies drie minuten”, weet een agent mij te vertellen.
De president en zijn gevolg zijn onderweg naar Kangaba waar ze een nieuwe asfaltweg officieel gaan openen. Voor de veiligheid wordt de hele weg – zo’n 90 kilometer – even schoongeveegd.


De president is stipt, precies drie minuten later komt de president met zijn gevolg – inclusief een ambulance en twee flink bewapende legervoertuigen - langsgescheurd. Het duurt daarna niet lang voordat het verkeer weer op gang komt: de straat krioelt van de brommers, auto’s, handkarren en fietsers. De chaos is weer hersteld.

Griep


Als je naar de tropen gaat weet je dat er allerhande akelige ziektes, infecties en parasieten op de loer liggen. Ik slik elke avond netjes mijn antimalariapillen, smeer DEET tegen de muggen die knokkelkoorts overbrengen en zuiver bijna elke slok water die ik drink. Tot nu toe lijkt het aardig te werken: geen symptomen van malaria en na wat buikkrampen tijdens de eerste dagen heb ik ook op dat gebied geen last. Maar het blijkt maar weer dat je je niet tegen alle ziektes kan verzekeren: meteen tijdens mijn eerste fietsdag word ik getroffen door een gewone, oudhollandse griep.
Eerst denk ik nog dat het gewoon vermoeidheid is: ik moet nog wennen aan de hitte, mijn fietsconditie is nog niet optimaal… geen wonder dat ik ernaar snak om even te gaan liggen. Maar na een nacht goed slapen, voel ik me alleen nog maar slechter. Ik heb verhoging, hoofdpijn, een opgezwollen keel en pijnlijke haarwortels. En een vreselijke loopneus. Het vloekt ontzettend met de tropische omgeving waarin ik me bevind.

27 December – 1 januari : Bankoumana


Op het erf van Modibo Diabate


Met nog maar 65 kilometer op mijn teller, blijf ik vijf dagen uitzieken in Bankoumana, een dorp ten zuiden van de hoofdstad Bamako, op het erf van Modibo Diabate. Ik heb eigenlijk nog geluk dat ik hier ziek ben geworden en niet in Bamako. Ik lig weliswaar niet op een bed in een hotel maar op een smoezelig matras in een wat stoffig, raamloos kamertje, maar ik word wel goed verzorgd. Ik kan meeeten met de familie en krijg eens per dag een emmer warm water om me te wassen. Verder is het heerlijk rustig. Na zeven uur ’s avonds is het pikdonder in het dorp. Er is geen elektriciteit en het enige licht komt van de maan en enkele kampvuurtjes. Alleen af en toe hoor je het geronk van een generator: er wordt een accu opgeladen om een mobiele telefoon en een zwart-wit tvtje mee van energie te voorzien. In Bamako was dat wel anders. Daar kon ik elke nacht meeluisteren met dezelfde cd die minstens drie keer na elkaar op volle sterkte werd afgespeeld in het naburige Chinese restaurant. Het enige waar ik hier in Bankoumana ’s nachts wakker van word, is de waakhond die pal voor de deur van mijn hut smakelijk op een bot ligt te kauwen.


Het grootste deel van mijn tijd in Bankoumana breng ik slapend onder mijn muskietennetje door. Ik bestudeer hoe een kakkerlak rustig over de muur kruipt. De rest van de tijd observeer ik het leven op het erf waar ik ben beland. De familie is redelijk welvarend. Sidi, de zoon des huizes zit in de toeristenbusiness, hij organiseert kajaktochten op de Niger, niet ver van Bankoumana. Het is een branche waarin goud geld te verdienen is. Nou ja, als er toeristen zijn tenminste. En nu is het wel erg rustig.


Modibo, de heer des huizes, is het centrum van het huishouden. Hij zit het grootste deel van de dag onder de mangoboom op het erf. Daar kauwt hij ’s ochtends op een kolanoot en drinkt hij ’s middags mierzoete groene thee. Meestal in een knalblauw of knalpaars gewaad. Met bulderende stem draagt hij zijn kinderen en kleinkinderen op om water voor hem te halen, om de tv buiten te zetten of om op te houden met huilen of vechten. Als het eten klaar is, schaart de mannelijke helft van de familie zich om hem heen. De vrouwen zitten even verderop.


Op een goede tweede plek komt Amane, kleinzoon van Modibo en toekomstige troonopvolger. Amane is nog maar een dikke twee jaar oud is een uiterst schattig en knuffelbaar jongetje. Drie keer per dag wordt hij in bad gestopt en elke keer weer weet hij zich zo vies en stoffig te maken, dat het lijkt alsof hij nooit gewassen wordt. Af en toe wordt hij als een prinsje in zijn driedelig maatpak gestoken, compleet met stropdasje en nette schoentjes, waarmee hij parmantig over het erf paradeert. Als hij aandacht wil, kruipt hij bij zijn opa op schoot, die hem liefdevol in zijn armen neemt en hem een aai over zijn bol geeft. Maar soms, als Amane te veel aandacht opeist en begint te krijsen, krijgt Modibo er genoeg van en geeft hij hem een paar meppen met een rietje.


De vrouwen in het huishouden zijn druk in de weer: ze gaan naar de markt, maken het eten klaar, doen de afwas, de was en stoppen de kinderen in bad. De jongens werken ondertussen in de groentetuin en op het land. De meisjes halen water uit de put, vegen het erf schoon, helpen mee met eten koken, halen kolen en bedienen de heer des huizes op zijn wenken.


’s Avonds, na het eten als het net donker is, zetten de jongens de tv op een grote ton onder de mangoboom. De hele familie gaat ervoor zitten. De kinderen volgen gefascineerd de handelingen van een Franse amateurkok die een huisje van speculaas in elkaar knutselt en kijken vervolgens naar Indian Love, een in het Frans nagesynchroniseerde soapserie vol intriges, affaires en dolkomische situaties die zich afspeelt in kringen van de Indiaase jetset. Een compleet andere wereld.

Oud en Nieuw


“Op eenendertig december is het feest!”, buldert Modibo vanaf zijn zetel onder de mangoboom. “Dan slachten we een kip en eten we tot we niet meer kunnen.”
En zowaar, op zaterdag oudjaarsdag grijpt een van de kleinzoons van Modibo een haantje bij de kladden en draait het behendig de nek om. Het feest dat Modibo voorspelde, valt echter enigszins in het water als zijn schoondochter kokhalzend de keuken uit komt rennen en het grootste deel de rest van de middag op de wc doorbrengt.
Plots is het hele huishouden ontwricht. Er zijn geen andere mensen die haar taken kunnen overnemen. Naast de schoondochter ben ik vandaag de enige volwassen vrouw die op het erf aanwezig is. En ik heb geen idee hoe van één vers geslachte haan een volledige maaltijd te bereiden voor zo’n 12 man. En dat op een houtvuurtje in een miniscuul keukentje zonder aanrecht.

Uiteindelijk komt er wel een maaltijd op tafel, maar van een feeststemming is geen sprake. We eten zwijgend spaghetti, sla en een stukje kip. De schoondochter zit slapjes in een hoekje op het erf. Zelfs de tv blijft uit. En niemand heeft er aan gedacht om Modibo van een stoof met gloeiende kooltjes te voorzien.

Na 21:00 is het vrijwel stil op het erf. Alleen in de hut van Modibo is leven te bekennen. In het donker kijkt hij naar de toespraak van de president op tv. Op het bed naast hem zijn enkele van zijn kleinkinderen in slaap gevallen. Modibo drinkt enkele glaasjes sterke groene thee, vastberaden om op te blijven tot het nieuwe jaar. Even overweeg ik om ook op te blijven. Om het oude jaar feestelijk af te sluiten. Maar de toespraak van de president sust me bijna in slaap en nog geen half uur later lig ik weer onder mijn muskieten netje. Slapend het nieuwe jaar in.

Zondag 1 januari: Bankoumana – Siby: 25 kilometer


Weer op de fiets


Op de eerste dag van het nieuwe jaar stap ik weer op de fiets. Een hele korte etappe, om weer even in te komen. Van Bankoumana naar Siby. Slechts 25 kilometer.

op weg naar de top


In Siby neemt mijn gastheer Daouda me mee de bergen in om me de 'bogen van Kamandjan' te laten zien.

Een flinke klim... en afdaling.


Niet altijd even elegant...



Gids

In Siby vind ik een gids die me de weg wil wijzen door het Mande gebergte. Nou ja, gebergte... de hoogste top is volgens mij niet hoger dan 700 meter. Verharde wegen zijn er niet, maar de bergpaden schijnen befietsbaar te zijn. Mijn gids heet Fousseny en is me aangeraden door Daouda, mijn gastheer in Siby. Volgens Daouda kent Fousseny de bergen als zijn broekzak. Voor een tientje per dag zal hij met me meefietsen.
Bij de kennismaking 's avonds zegt Fousseny zelf maar weinig. Daouda voert het woord en leidt de onderhandelingen voor de prijs.
Daouda geeft Fousseny ook nog enkele richtlijnen mee. Volgens Daouda is het niet alleen aan Fousseny om me de weg te wijzen, maar moet hij er ook voor zorgen dat we een goede slaapplek vinden, dat ik goed te eten krijg en geen ongezuiverd water mag drinken. "Wat je zelf eet, maakt me niet uit", zegt Daouda, “maar let er op dat zij niet ziek wordt! En - let op - als gids slaap je nooit in dezelfde kamer al je client!”

Bij het afscheid vraag ik nog wel even aan Fousseny of hij een goede fiets heeft.
“Tuurlijk!”, luidt het antwoord.
We spreken af dat we morgen om 7:00 vertrekken.

Maandag 2 januari: Siby – Sandama 52 kilometer

De heuvels


Dit is wel een van de woestere tochten die ik ooit op de fiets ondernomen heb. In het begin rijden we nog over de pistes – onverhard maar desondanks goed befietsbaar. Maar als later de pistes overgaan in grindpaden en rotspaden wordt het fietsen lastiger. Soms deelt de weg zich in tweeën of drieen – verschillende paden gebaand door chauffeurs die op zoek waren naar een beter begaanbare route.
Af en toe rusten we uit in de schaduw van een boom. En terwijl ik liters water wegklok, doet Fousseny de hele ochtend met één bidon.


De omgeving is spectaculair en verschilt per uur. Eerst tafelbergen, daarna savanne-achtige taferelen en later weer groene rivierbeddingen. Sommige stukken land zijn platgebrand door jagers. Een handige manier om het wild op te jagen maar ik betwijfel of het een erg verstandige jachtmethode is op de langere termijn. Het meeste wild schijnt hier ondertussen wel te zijn opgegeten.

Ecraire

Fousseny ziet trouwens wel een stuk meer beesten dan ik. Regelmatig wijst hij me op een beest dat hij een ‘ecraire’ noemt. Geen idee hoe je het schrijft - het woord staat niet in mijn woordenboekje. Ik kijk steeds te laat op als hij roept, dus heb nog altijd geen idee om wat voor dier het gaat. Fousseny’s omschrijving luidt als volgt: ‘Het is kleiner als een kat, met een klein hoofd, kleine oortjes en een korte staart. Lekker om op te eten.’

Heeft iemand een idee?

Fietspech


Onderweg blijkt al snel dat Fousseny een bijzonder vriendelijke jongen is. Hij is weg van Nederlandse voetballers en vertelt met plezier over zijn carrière als bouwvakker, zeepmaker en vrachtwagenchauffeur. Hij heeft een goede conditie, maar zijn fiets is minder geschikt voor de bergenpaden. We zijn nog maar dertig kilometer onderweg, of de ene trapper van Fousseny’s fiets begeeft het. Nog tien kilometer verder komt zijn spatbord naar beneden zetten en na zestig kilometer valt zijn voorrem van zijn fiets. Daar komt nog bij dat zijn zadel te laag staat (en niet hoger gezet kan worden) en hij last krijgt van zijn knieën.


De omgeving is prachtig, maar we hebben nog meer dan 150 kilometer te gaan naar Kita over uiterst slechte weggetjes. Mobiele tefefoons hebben geen bereik en dorpen zijn er nauwelijks. Ik vraag me af of doorfietsen wel verstandig is en stel voor dat we de plannen omgooien. Morgen fietsen we richting het noorden, zodat we na zeventig kilometer weer op de verharde weg belanden.

'Een goede slaapplaats'


In het dorp Sandama wijst het dorpshoofd ons een stoffige schuur toe om in te slapen. De schuur wordt onder andere wordt gebruikt als opslagplaats voor koeienhuiden en meubilair gemaakt van bamboe en biedt tevens onderdak aan enkele met luidruchtige muizen en een stel vrolijk tsjirpende krekels.


Van het dorpshoofd mogen we tevens gebruik maken van het toilet dat zich in zijn huis bevindt. Ik ben inmiddels aan gewend aan de buitentoiletten die de meeste mensen hebben: een gat in de grond met een muurtje eromheen. Ik vermoed dat een inpandig toilet een zekere luxe is. Maar dit specifieke toilet is een ramp. Een klein deurtje geeft toegang tot een hokje met een laag plafond. Ik moet me bukken om mijn hoofd niet te stoten. Het stinkt er en het is donker, warm en vochtig. Iemand heeft zich hier net waarschijnlijk staan wassen. Uit het gat van het Franse toilet in de hoek komen twee kakkerlakken naar boven gekropen. De bruine vloer glinstert bij het licht van mijn zaklamp. Als ik beter kijk, zie ik dat de vloer krioelt van de wormpjes. Elk kleiner dan een halve centimeter en praktisch doorzichtig wriemelen ze door elkaar. Zo snel als ik kan, vlucht ik het hokje uit. Ik zoek wel een plekje even verderop in het bos.

Dinsdag 3 januari: Sandama – Negala, 70 kilometer

Sinaasappels


Tijdens een pauze in een bergdorpje – bestaande uit zo’t vijftien hutten – koopt Fousseny sinaasappelen. Eerst alleen een stuk of tien voor mij en hem, maar dan verandert hij van gedachten: ‘Doe mij maar alle sinaasappels die u heeft!’ zegt hij tegen de dame die de vruchten net geplukt heeft.

Even later stouwt hij zijn rugzak vol met zeker zo’n acht kilo sinaasappels. ‘Zo goedkoop vind je ze nergens!’, grijnst hij. ‘Mijn zusjes zijn dol op sinaasappels.’

‘Is dat niet een beetje zwaar?’ , vraag ik nog.

We hebben het dorp nog niet achter ons gelaten, of Fousseny fietst trager en trager. Het zweet parelt op zijn voorhoofd. ‘Die tas is wel heel zwaar’, zegt hij. Zijn fiets heeft geen versnellingen en hij komt nauwelijks de heuvel op. Bovendien doen zijn knieën pijn.

Nog vijftig kilometer te gaan.


Afwasteiltje

In een nogal geïsoleerd bergdorpje schuiven Fousseny en ik aan bij een familie voor de lunch. Ik barst van de honger, maar ben wat teleurgesteld als ik merk wat er op het menu staat: witte rijst met maïs en steentjes. De steentjes horen er officieel waarschijnlijk niet in, maar zijn desondanks volop aanwezig. Gehurkt zitten we rond het plastic afwasteiltje waarin het eten zit. Ieder graaft met zijn rechterhand zijn eigen portie bij elkaar.

Ik houd er op zich wel van om met mijn handen te eten, maar moet nog wat wennen aan de Malinese manier van eten. Mensen pakken niet zomaar wat rijst, maar grijpen een hand vol, kneden die tot een grote bal en stoppen die vervolgens met hand en al in hun mond. Niet direct het meest smakelijke gezicht. Vooral omdat die hand vervolgens weer in het gezamenlijke afwasteiltje / eetbak verdwijnt.

Voorzichtig probeer ik daarom mijn eigen domeintje af te bakenen in de rijst. Ik brand mijn vingers en snap niet hoe mijn tafelgenoten zo snel kunnen eten. Maar dat zal wel de oefening zijn - als je met z’n allen uit één bak eet, moet je snel zijn, wil je je portie veilig stellen. Ook al is het dan rijst met steentjes.

Bij Bouba

’s Avonds bereiken we de verharde weg. We kunnen overnachten in het dorp Negala bij Boubakar, een vriend van Fousseny. Verkoper van sigaretten, suiker, kolanoten, thee en paracetamol. Kinderen komen af en aan om één, twee of drie sigaretten voor hun vader, opa of oom te halen. Soms komt er iemand voor een pakje thee en een minizakje suiker, genoeg voor één pot thee.

Boubakar is blij met het gezelschap. Zijn vrouw is er een maand geleden van doorgegaan. Haar kleren heeft ze meegenomen. Haar kind en echtgenoot heeft ze achtergelaten. Boubakar heeeft sindsdien niets meer van haar vernomen. “Wat moet ik nou! Wie gaat er nu voor mij koken?” vraagt Boubakar zich wanhopig af.

Woensdag 4 januari: Negala

Fousseny en ik kunnen in een schuurtje slapen waar het verdacht sterk naar geit ruikt. Hoewel ik in eerste instantie de kriebels krijg van onze slaapplek, besluit ik er uiteindelijk nog een dagje te blijven hangen. Het is heerlijk rustig hier, met alleen af en toe een geit of een ezel die komt aanlopen. En naar dat geworstel over bergweggetjes ben ik wel even toe aan een pauze. Als ik half en half voorstel dat ik die avond wel kan koken, springt Boubakar meteen op om ingrediënten te halen. Eindelijk weer een vrouw in huis!


Onder toezicht van praktisch alle buurmeisjes maak ik op mijn benzinebrandertje pasta met tomaten en sardientjes. Niet direct een culinair hoogstandje, maar Boubakar is tevreden.

Angstaanjagend


Je hoort wel eens verhalen van Nederlanders die op reis gaan in Afrika en overal schattige zwarte kindertjes tegenkomen die steeds maar verwonderd hun witte huid willen strelen.
Ik heb eerder het omgekeerde effect. Op bijna elk erf waar ik aankom, loopt wel een peuter die bij mijn aanblik verstijft van schrik en niet ophoud met krijsen voordat ik uit het gezichtveld verdwenen ben.

Donderdag januari: Negala - Badinko, 91 kilometer

Fousseny heeft de bus terug naar Siby genomen en ik vervolg mijn tocht richting Senegal. Wat een luxe, dat asfalt...

Rare boom


Jager

In de buurt van het dorpje Badinko kom ik Ablei tegen (geen idee hoe je zijn naam schrijft). Hij heeft een jachtgeweer op zijn rug en een flink kapmes aan zijn fiets. Uit zijn jaszak steken de staart en pootjes van een dikke eekhoorn. Hij nodigt me uit om bij zijn familie thuis te overnachten.


Na een rondje door het dorp en een bezoek aan de dorpsouderen, mag ik bij het kampvuur komen zitten. Op het menu staat - helaas - niet de eekhoorn, maar en zanderige couscous met veel Maggi.

Na het eten volgt een familieberaad. Met zo'n vijftien man wordt besproken wat er moet gebeuren met de oudste dochter van de familie. Ze is hoogzwanger, maar haar man komt zijn verantwoordelijkheden als echtgenoot niet na. Kan zij terug op het erf van haar eigen familie komen wonen? Dat is de vraag die aan de orde is. De mannen houden lange monologen. De vrouwen luisteren met hun slapende kinderen op schoot. Ik knijp er stilletjes tussenuit. Bedtijd.

7 opmerkingen:

Anoniem zei

Hi Saar,

Wat een lang verhaal, maar ook ontzettend leuk om te lezen. En wat een avonturen. Geluk is het nog niet over en kunnen we nog meer avonturen tegemoet zien. Blijf genieten en niet meer ziek worden!

Tabitha

Anoniem zei

Hee Saar!

Fijn om over je belevenissen te kunnen lezen. Ben blij dat het goed met je gaat en je geweldige dingen meemaakt!!! Ziet super indrukwekkend uit! Veel plezier nog en geniet!

Liefs,

Marloes

Anoniem zei

Wow Saar, wat een verhalen! Ik kijk al uit naar de volgende editie(s). Erg leuk om te lezen en schitterende foto's!!! Mooi :-) Geniet er nog van!

Liefs, Jo-Ann

Anoniem zei

Mooi verhaal Saar. Ik ben er helemaal bij - proef bijna die sardientjes. Jeroen

Anoniem zei

klinkt fantastisch Saar!
wat een levendige verhalen!
geniet van je vervolg!

groetjes Bella

Anoniem zei

Hoi Saar, we lezen stiekem weer met je mee. Het ziet er allemaal weer geweldig avontuurlijk uit, we zijn er bijna bij. Jammer van die griep. Geniet vooral met volle teugen. Groetjes Wim en Geeske Wever

C.B.van der Sluijs zei

Dag Saar, ben je al in Kita?
We kwamen elkaar tegen bij de transferbalie in Tunis. Wij zijn al terug in Ned.sinds 7 Jan.
Het is nog géén gelopen race.Rusten rond de middag, want dan is het te heet om door te gaan.We blijven je volgen Bon Voyage Elske, Cees , Addie van der sluijs.